Zuidas: snel terugkeren naar de menselijke maat
2 december 2008
Het optimisme over de Zuidas heeft plaatsgemaakt voor forse kritiek en ongeloof. Nog even en we kijken tegen leegstaande kantoorpanden aan, is de teneur. De oplossing: terug naar de menselijke maat.
Kees Boersma en Hans de Sonnaville
Krantenkoppen geven de laatste weken regelmatig blijk van een wel zeer pessimistische kijk op de ontwikkelingen van de Amsterdamse Zuidas. Kreten als ‘welvaart en hoogmoed op Zuidas’, ‘bouw Zuidas staat op losse schroeven’ laten zien dat bij velen het aanvankelijke optimisme plaats heeft gemaakt voor forse kritiek en ongeloof. Kritieken als ‘de ambities zijn te hoog’, ‘coördinatie ontbreekt’, ‘Amsterdam is te klein’ en ‘wij zijn in Nederland niet in staat grote projecten te realiseren, vergelijk de Amsterdamse Noord-Zuidlijn en de HSL’, geven blijk van dat het geloof in het bouwen van een interessant centrum van zakelijke dienstverleners tanende is. Nog even en we kijken tegen leegstaande kantoorpanden aan, is de teneur van de berichten.
Nu is er ook wel aanleiding om kritisch te zijn over de Zuidas. Wie herinnert zich niet het gedoe met het Philips Pensioenfonds. De Zuidas leek het gebied waar de bouwfraude is uitgevonden. Wat te denken van de infrastructurele plannen, zoals aanleg van een tunnel voor het spoor en de snelweg: het zogenaamde Dokmodel. Private en publieke partijen lijken voorlopig niet tot overeenstemming te kunnen komen. Om van de financiële crisis nog maar niet te spreken. De Zuidas lijkt nu een verzamelplek van in nood verkerende lokale banken. En dat terwijl het de bedoeling was dat Amsterdam als financieel centrum de concurrentie aan moest gaan met Londen en Frankfurt.
Kritiek leveren op de Zuidas is op zichzelf genomen nuttig en nodig. Maar wat opvalt, is dat de kritiek dikwijls eenzijdig en reactionair is. Steeds wordt een negatieve ontwikkeling naar voren gehaald om de Zuidas als geheel te bekritiseren. Het lijkt erop dat een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuidas ontbreekt. Het kan niet de bedoeling zijn van critici dat er een mechanisme van self fulfilling profecy optreedt, zodat we over tien jaar kunnen zeggen: ‘Zie je wel, we hebben het altijd al gezegd, de Zuidas is een ramp voor Amsterdam en de rest van het land.’ Niemand heeft straks baat bij leegstaande kantoorpanden en een desolaat gebied, daarvoor zijn onze belastingcenten te kostbaar.
Wij pleiten daarom voor een meer integrale visie op het verder ontwikkelen van de Zuidas. We moeten de Zuidas beschouwen als een Cosmopolis. En dat betekent het ontwikkelen van een internationaal centrum van veelal financiële en zakelijke dienstverleners waar werken en wonen, geld verdienen en kennis opdoen, kunst, cultuur en het harde zakenleven met elkaar samen gaan. Terug naar de menselijke maat is dan ook het devies voor de Zuidas. De menselijke maat toepassen is geen softe aanpak, maar hard werken. Het betekent in elk geval dat de kritiek op de Zuidas moet komen van diegenen die zich er ook verantwoordelijk voor voelen. De kans ligt voor het grijpen om met elkaar al lerend de Zuidas te laten uitgroeien tot een Cosmopolis.
Wij zien drie voorwaarden om dat te bereiken. In de eerste plaats moeten de probleemeigenaren van de Zuidas met elkaar ruimte maken om kennis uit te wisselen. Voldoende geld en menskracht zijn hier belangrijke middelen. Maar vooral heeft de Zuidas baat bij een constructief debat waarbij het niet gaat om het aanwijzen van schuldigen, maar om het oplossen van problemen. Het creëren van kleine leergemeenschappen of communities kan hierbij een hulpmiddel zijn. Ten tweede zeggen we in navolging van de Noord-Amerikaanse stadssociologe Jane Jacobs: diversiteit is belangrijk bij stedelijke ontwikkeling. Het lijkt op de Zuidas vooral te gaan om groot, groter, grootst. Maar dat is niet de juiste houding om te komen tot een Cosmopolis. Grootschaligheid en kleinschaligheid dienen op de Zuidas hand in hand te gaan. Dat betekent aandacht voor de in financiële nood verkerende grote banken, maar ook ruimte geven aan startende, creatieve ondernemers. Het betekent: aandacht voor hoogbouw, maar ook ruimte bieden aan sport, recreatie en cultuur. En ten derde is de bereidheid te leren van vergelijkbare ontwikkelingen in andere (Europese) steden en van eerdere megaprojecten cruciaal. Als de problemen rondom megaprojecten ons iets hebben geleerd, is dat het plannen van megaprojecten vaak heel technocratisch gebeurt. De uitvoering van de planning is echter uiteindelijk een minder rationeel proces. Daarom is het geen schande om oorspronkelijke plannen zoals het Dokmodel waar nodig te wijzigen.
Gelukkig zijn er voorbeelden van projecten waaruit blijkt dat probleemeigenaarschap werkt. Zo richt het lectoraat kunst en publieke ruimte van de Gerrit Rietveld Academie zich op het vraagstuk hoe kunst kan bijdragen tot het leefbaarder maken van de publieke ruimte van de Zuidas. Burgerinitiatieven zijn er ook: het Bewonersplatform Zuidas informeert particuliere bewoners van de Zuidas en omringende wijken van informatie. En tot slot heeft de Vrije Universiteit samen met ABN Amro en een vijftiental andere grote zakelijke partners een academisch kennisplatvorm opgezet, Amsterdam Bright City, met als doel managers, wetenschappers en young professionals bij elkaar te brengen rondom voor hen relevante vraagstukken. Dergelijke initiatieven verdienen navolging, want alleen door middel van eigenaarschap kunnen we bouwen aan een Zuidas waar velen graag willen werken, studeren en wonen.
Kees Boersma is universitair hoofddocent cultuur, organisatie en management aan de Vrije Universiteit in Amsterdam
Hans de Sonnaville is directeur van Amsterdam Bright City